Pioneers en Oumuamua III

 

Naar Inleiding 

 

Naar Deel II

Naar Deel IV

 3          De Belemmeringstheorie en de extra gravitatieversnelling

 De versnelling die een voorwerp ondervindt, hangt direct samen met het verloop van de tijdvertraging die in de buurt van de massa wordt ervaren. Om exact te zijn: de versnelling is evenredig aan de gradiënt van de tijdvertraging.  

Wanneer we zoals de Belemmeringstheorie voorschrijft een massa opvatten als een belemmering die ons het zicht op het achterliggende universum belet, moeten we van die belemmering de grootte bepalen. Die blijkt gelijk te zijn aan de ruimtehoek die de zwarte vlek inneemt die rond de massa bestaat, vanuit de waarnemer gezien.  

Onder de zwarte vlek verstaan we het gebied binnen de Einsteinring  rond een massa. Voor de Einsteinring geldt  meter.  

De ruimtehoek is dan  sr. Hierin is r de afstand waarop de massa zich bevindt, y is de hoek waaronder de straal van de  Einsteinring wordt waargenomen en R0 is de straal van het zwarte gat waartoe de massa kan worden samengeperst  meter.  

Deze ruimtehoek, in vergelijking tot de totale ruimtehoek die het universum inneemt, kan - zoals eerder gezegd - gelijk worden gesteld aan de tijdvertraging (TVT) op die plaats want

    sec/sec .   Mits , wordt dit   sec/sec .  
Dit is de bekende uitdrukking van Einstein voor de tijdvertraging op de afstand r van een massa. Daaruit vinden we de gravitatieversnelling via de afgeleide naar r , dwz de gradiënt,  en vervolgens vermenigvuldigd met c2  :

   m/sec2.  

Als we echter uitgaan van de exacte ruimtehoek wordt de versnelling:

Met  verkrijgen we een nieuwe zwaartekrachtformule:

   m/s2.  

Dit is de verbeterde formule van Newton volgens de Belemmeringstheorie.  

Voor afstanden binnen het zonnestelsel - maar voldoende ver buiten de zon - mogen we de formule  benaderen met

   m/s2.  

Dit is een uiterst belangrijk resultaat van de Belemmeringstheorie omdat voor het eerst na eeuwen de formule van Newton uit 1686 een verbetering ondergaat. Er blijkt uit dat de gravitatieversnelling altijd iets groter is dan met de formule van Newton wordt berekend. 

De vraag is in welke mate deze vernieuwde formule kan bijdragen aan het begrijpen van de anomale versnellingen die de Pioneers en de komeet Oumuamua volgens metingen ondergaan.    

Als we de formule uitwerken, vinden we  

 
  m/s2.

De eerste term herkennen we als de zwaartekrachtformule van Newton.

De tweede term  is de extra zwaartekracht versnelling.  
We zien dat de extra versnelling afneemt met de derde macht van de afstand.

In de zwaartekrachtwet van Newton is de afname van de versnelling kwadratisch. Iedere bijdrage aan de versnelling die volgens metingen kwadratisch verloopt, zal daarom aan de massa worden toegeschreven als er geen andere verklaring voor is.  Zo'n andere verklaring geldt bijvoorbeeld voor de tegenwerkende versnelling en vertraging die de Pioneers kregen bij het naderen en het weer weggaan van de zon door de "Outgassing" van de komeet vanwege de stralingsdruk van de zon. 

Een term die met de derde macht afneemt, springt er echter uit. Dat deze afwijking nooit eerder is opgevallen, komt omdat de waarde ervan op de grens van het meetbare ligt: ongeveer 1x1010 m/s2 op de afstand waarop de aarde zich bevindt. Dat is 1/100 van één miljardste deel van de zwaartekrachtversnelling aan het aardoppervlak.  
We zullen onderzoeken of hiermee de afwijkingen in de baanbewegingen van de Pioneers (§6) en Oumuamua (§78) te verklaren zijn.


Terug